logopedische praktijk de ladder 
   
 

 

Hieronder vindt u specifieke informatie over

Het gaat specifiek over de wijze waarop in ‘De Ladder' het onderzoek en de behandeling worden ingevuld.
Deze onderzoeks- en behandelingsaspecten zijn in de eerste plaats gebaseerd op de actuele kennis van vloeiendheidsstoornissen, uit wetenschappelijke publicaties en uit intensieve klinische ervaring.
Het is niettemin zeer waarschijnlijk dat de precieze invulling van onderzoek en behandeling, bij andere collega's-stottertherapeuten eigen klemtonen kent. Hetzelfde geldt ongetwijfeld voor de specifieke organisatorische aanpak.

De rode draad doorheen het onderzoek en de behandeling, zal bij stottertherapeuten die een ‘breedspectrumaanpak' van vloeiendheidsstoornissen voorstaan, hoedanook dezelfde zijn.

Terug naar begin pagina

 

Onderzoek vloeiendheidsproblemen

Waartoe leidt een vloeiendheidsonderzoek?

Een onderzoek naar problemen met stotteren, broddelen of spreekvrees kan tot verschillende beslissingen leiden.

Geen probleem

DobbelstenenGaat het om jonge kinderen, dan kan het onderzoek mogelijk uitwijzen dat er geen probleem is. Het kind stottert niet; er is misschien sprake van zogenaamde ‘normale onvloeiendheden'. Of het kind vertoont enig beginnend stotteren, maar alles wijst er voorlopig op dat er geen reden is tot bezorgdheid. Doorgaans krijgen de ouders dan nog een aantal duidelijke raadgevingen mee en wordt er niet verder afgesproken. Natuurlijk kunnen zij bij twijfels in elk geval terug contact opnemen. Het kan ook zijn dat de logopedist-stottertherapeut een ander logopedisch probleem heeft opgemerkt. Hij kan dan doorverwijzen naar een collega.

Twijfel

Is er toch enige twijfel, dan worden er meestal een aantal controlebeurten afgesproken. De ouders zullen dan met hun kind op gezette tijden ter controle langskomen (bv. om de twee maanden). Er kan dan worden nagekeken of er zich zeker geen probleem aan het ontwikkelen is. Soms leidt dit dan toch tot het opstarten van een behandeling.

Een duidelijk (beginnend) probleem

In een gespecialiseerde praktijk komt het voorgaande eerder zelden voor. Wanneer cliënten zich aanmelden, of ouders hun kind aanmelden, voor onderzoek, dan blijkt het inderdaad vaak te gaan om een beginnend probleem of een probleem dat zich al ontwikkeld heeft. Wordt dit bevestigd in het onderzoek, dan leidt dit vrijwel zeker tot het advies een therapie op te starten. Hoe vaak, hoe lang, hoe intensief… die therapie moet zijn, en hoe deze wordt georganiseerd, hangt dan af van de ernst en de ingewikkeldheid van het het stotter-, broddel- of spreekvreesprobleem. Zie ook bij praktische organisatie van een onderzoek.

Terug naar begin pagina

 

Waaruit bestaat een vloeiendheidsonderzoek?

In een standaard onderzoek naar mogelijke vloeiendheidsproblemen maakt de logopedist-stottertherapeut gebruik van diverse methoden. Hij observeert nauwkeurig; voert een uitgebreid gesprek met de cliënt of – in het geval van kinderen – met de ouders; hij hanteert een aantal gestandaardiseerde tests of proeven, en legt de cliënt of ouders in sommige gevallen ook vragenlijsten voor.

Daarmee wil hij een aantal zaken zo goed mogelijk kunnen inschatten:

  • hoe ernstig is het stotteren? (de stotterernst)
  • hoe gaat de cliënt ermee om? (de spreekattitude)
  • door welke dingen wordt het stotteren beïnvloed? (uitlokkende en instandhoudende factoren)
  • welke invloed heeft het stotteren op het algemeen functioneren?

Ernst van het vloeiendheidsprobleem

De stotterernst hangt af van verschillende elementen:

  • Hoe vaak doen zich stottermomenten voor? Dit wordt doorgaans uitgedrukt in aantal stotters per 100 woorden, of aantal stotters per 100 lettergrepen.
  • Welke soort stottermomenten doen zich voor? Gaat het voornamelijk om herhalingen van delen van woorden, om klankverlengingen, om blokkades?
  • Hoe intensief of hoe gespannen zijn deze stottermomenten?
  • Hoe lang duren ze gemiddeld?
  • Is er sprake van reacties van de spreker op zijn/haar stottermomenten? Dat betekent dat wordt gecontroleerd of de spreker de neiging vertoont zijn stotters onder controle te krijgen door bijvoorbeeld kracht te gebruiken (te ‘duwen’ op zijn stotters), of zinsdelen te gaan herhalen, of andere woorden te gebruiken of op te geven wanneer het niet lukt. Of door de adem te gaan gebruiken, een aantal bijbewegingen te ontwikkelen…

Stotterernst wordt daadwerkelijk ‘gemeten’ met een testinstrument. Vaak gebeurt dit op basis van een spontaan gesprek, eventueel aangevuld met een leesopdracht. Zie ook informatie over stotteren.

Hoe gaat de spreker ermee om?

Hierboven werden al voorbeelden gegeven van manieren waarop het kind of de volwassene die stottert kan reageren op zijn eigen spraakmoeilijkheden.
De logopedist-stottertherapeut wil ook controleren hoe de spreker ‘binnenin' met zijn spreekproblemen omgaat – wat m.a.w. diens spreekattitude is.

KindBij jonge kinderen zal hij hiervoor nauwkeurig naar de ervaringen van de ouders moeten luisteren en zelf het kind scherp observeren. Toont het kind tekenen van frustratie als het praten niet goed lukt? Geeft het wel eens op? Hebben mama en papa al bijbewegingen opgemerkt? Welke ervaringen heeft de kleuterjuf? Enzovoort.

Oudere kinderen, tieners, adolescenten en volwassenen die stotteren kunnen hierover zelf natuurlijk ook informatie geven. In een gesprek en met behulp van vragenlijsten tracht de logopedist-stottertherapeut een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van de wijze waarop cognitief en emotioneel met het stotteren wordt omgegaan. Is er spreekvrees? Gevoelens van schaamte of frustratie, irritatie…? Bestaat de neiging stottermomenten te ontlopen of te verbergen? Wordt er minder gesproken omwille van het stotteren? Worden er situaties uit de weg gegaan…?

Beïnvloedende factoren

De ernst van stotteren kan fluctueren. Stotteren staat altijd onder de invloed van allerlei omstandigheden. Het is belangrijk bij het onderzoek na te kijken welke de belangrijkste ‘uitlokkers' van het stotteren zijn. Dat kunnen zaken zijn in verband met de spraak- of taalontwikkeling, emoties, vermoeidheid, tijdsdruk, gespreksomstandigheden e.d. Maar net zo goed spelen persoonlijkheidsfactoren (karaktertrekken) hierin een rol.

Ouders van stotterende kinderen of personen die zelf stotteren zijn vaak al op zoek gegaan naar die ene gebeurtenis of reden die het stotteren heeft veroorzaakt. In werkelijkheid gaat het echter meestal om combinaties van factoren. Er is bijna nooit één specifieke oorzaak. Het gaat bijna altijd om een samengaan van verschillende omstandigheden in en buiten de persoon die stottert.

Invloed van de spreekmoeilijkheden op het algemeen functioneren

Het stotteren staat niet op zichzelf. Het kan invloed hebben op het algemeen functioneren van de persoon die stottert.

Bij kinderen is het bijvoorbeeld wenselijk na te kijken of en in welke mate hun algemene ontwikkeling (spraak, taal, spel, psychisch functioneren…) wordt beïnvloed door het stotteren. Hoe loopt het op school? Hoe verloopt de ontwikkeling van gespreks- en sociale vaardigheden? Enzovoort.

Bij adolescenten en zeker bij volwassenen is het belangrijk na te gaan welke impact het stotteren heeft op de algemene levenskwaliteit. Denk hierbij aan de invloed op het sociaal functioneren – het leggen en onderhouden van contacten, het voeren van gesprekken, het aangaan van relaties, ontspanningsactiviteiten… Denk hierbij ook aan professionele activiteiten – studeren, presentaties geven, functioneren op het werk, telefoneren, gesprekken voeren, info uitwisselen, vergaderen…

Terug naar begin pagina

 

Therapie vloeiendheidsproblemen

Het is niet eenvoudig de behandeling bondig te schetsen. Dit omwille van de specifieke eigenheid van elke cliënt (kind, volwassene) en zijn probleem. En ook omdat de behandeling per definitie ‘op het lijf' van elk cliënt wordt geschreven. Niettemin loopt er wel een rode draad doorheen de behandeling van iedere cliënt.
We beschrijven hieronder een aantal doelstellingen en methoden. Houd goed voor ogen dat niet elke doelstelling en methode voor elke cliënt ook nodig of van toepassing is.

Doelstellingen

De behandeling is gericht op het voorkomen of elimineren van stotterproblemen.

Charles Van Riper (1905-1994)
Charles Van Riper
(1905-1994),
de Einstein van
de ‘stotterologie'

Bij sommige kinderen is de therapie de groei van de stotterverschijnselen en de ontwikkeling van problemen nog voor.
De therapie heeft dan een sterk preventief karakter. Ze heeft dan tot doel de toename van stottermomenten, de toename van spanning en de ontwikkeling van bijkomende stotterverschijnselen (zowel gevoelsmatig als in gedrag) te voorkomen.

Bij personen (kinderen, adolescenten, volwassenen) waarbij deze negatieve ontwikkeling al voor een deel begonnen is of zich ernstig heeft ontwikkeld, is het doel deze ontwikkeling in de eerste plaats al tot stilstand te brengen. Vervolgens liggen de voornaamste doelstellingen in het opnieuw verminderen van de verschijnselen en het wegnemen van de hinder. De communicatie moet immers (terug) als aangenaam worden ervaren. Er moet (opnieuw) durf zijn om te praten. Spreken moet (terug) als een krachtig en prettig hulpmiddel kunnen dienstdoen bij tal van activiteiten…

Concrete doelstellingen in een behandeling van stotteren, broddelen of spreekvrees kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • durven praten (minder vermijden)
  • (opnieuw) prettige gevoelens koppelen aan spreken
  • bijbewegingen elimineren
  • meer ontspannen praten
  • verminderen van stottermomenten
  • wegnemen van stotteruitlokkende prikkels
  • weerbaar maken tegenover stotteruitlokkende prikkels
  • tolerantie opdrijven
  • meer positieve ideeën en overtuigingen opbouwen over het spreken, over zichzelf als spreker, over luisteraars…
  • probleemoplossende vaardigheden aanleren of versterken
  • vaardig omgaan met luisteraarreacties
  • enzovoort

Terug naar begin pagina

 

Methodiek

De therapieën zijn duidelijk gestructureerd maar flexibel. Ze bestaan uit een aantal opeenvolgende logische stappen. De precieze invulling van deze stappen hangt natuurlijk sterk af van elementen als de leeftijd (peuter, kleuter, kind, tiener, adolescent, volwassene), het soort probleem (stotteren, broddelen, spreekvrees of mengvormen), de ernst van de problematiek (licht, matig, ernstig…), de complexiteit, of er al dan niet bijkomende problemen zijn (bijkomende spraak- of taalproblemen, mentale, emotionele, sociale problemen…), enz.

De methodiek is opgebouwd uit procedures om gedrag te veranderen. Het zijn procedures en technieken om

  • negatieve emoties (angst, schaamte, irritatie…) te wijzigen
  • negatieve gedachten en overtuigingen over het eigen spreken, spreeksituaties e.d. te wijzigen
  • spreekgedrag te wijzigen
  • gespreks- en communicatieve vaardigheden te wijzigen en aan te leren

Japanse zelfhulpgroep
Stotteren is
universeel.
Cover van een
tijdschrift van
een Japanse
stotter-zelfhulpgroep.
Deze procedures zijn zowel logopedisch als cognitief-gedragstherapeutisch van aard. Ze worden gekozen en afgestemd op een zorgvuldige analyse van het probleem.

Wie hier graag wat over doorleest, kan terecht bij onze uitgangspunten voor de verklaring en aanpak van communicatiestoornissen.

De methodiek steunt op een sterke actieve betrokkenheid van de cliënt. Het is geen therapie waarbij de therapeut instructies geeft en de cliënt onwetend en ‘slaafs' moet uitvoeren. De cliënt (in het geval van kinderen ook mama en papa) denkt mee, brengt zelf veel informatie aan, neemt mee beslissingen, voert actief uit en evalueert mee. De therapeut bekleedt veeleer de rol van 'coach' die uitleg geeft, gidst en aanmoedigt.
Bij jonge kinderen is het engagement en de actieve betrokkenheid van de ouders een absolute voorwaarde om tot goede resultaten te komen. Immers, therapeuten hebben een schat aan methoden, maar ouders zijn rijk aan situaties waarin ze een model kunnen zijn voor hun kind, en waarin het geleerde toegepast kan worden.

Terug naar begin pagina

 

Organisatie

Op deze site vindt u eveneens informatie over de praktische organisatie van de behandeling.

Terug naar begin pagina

 

 

www.deladder.be    info@deladder.be